Jan van Velthoven moet bezoekers van zijn huis tevoren goed uitleggen waar hij woont.
Pettelaar 1 ligt pal langs de drukke autoweg A2 verscholen in het zeventiende-eeuwse landgoed De Pettelaar. Het 47 hectare grote gebied wordt gedomineerd door lange lanen en was lange tijd eigendom van de Bossche familie De Gruijter. In 1929 is de huidige villa gebouwd naar ontwerp van de Bossche architect J. Keulemans. Van Velthoven (1949) bewoont sinds eind 1994 het huis, met de particuliere parktuin in Engelse-Landschapsstijl daar direct omheen. In dat jaar is het landgoed, dat buiten het privéterrein is opengesteld voor wandelaars, verkocht aan Brabants Landschap. De huidige bewoner houdt van de ruimte aan de zuidelijke stadsrand, en de natuur om zich heen. "Heel dicht bij het stadscentrum, vijf minuten op de fiets. En je kunt van hier tot Boxtel door natuurgebied lopen." De Pettelaar stond al in de zeventiende eeuw als landgoed bekend. Karakteristiek is een schijnbaar onregelmatige verdeling in bos, grasland en akkers in een natuurlijke omgeving met vele hoogteverschillen. Door het gebied liggen gebogen lanen, die samenkomen bij het moerassige overgangsgebied naar Oud-Herlaar en het Sterrenbosch. | 209 |
Vanuit de villa van Van Velthoven lopen lange zichtlijnen. Louis de Gruijter kocht het landgoed met zomerhuis als buitenverblijf. "In 1870", aldus achterkleinzoon Lauri de Gruijter (1930). "Mijn grootvader Jacques erfde het in 1911, en liet het zomerhuis slopen en de huidige villa bouwen." Jacques de Gruijter, die samen met zijn broer Lambert het Bossche kruideniersconcern De Gruyter groot maakte, gebruikte de villa uitsluitend als zomerverblijf. Zijn zoon Lo nam er in 1939 zijn intrek met zijn gezin, waar Lauri deel van uitmaakte. Het huis werd toen grondig verbouwd en uitgebreid. "Ik heb er zelf tot 1959 gewoond. Ik ken van het gebied elke vierkante meter", zegt Lauri. Hij woont nu in België, maar heeft het jachtrecht op het landgoed behouden en komt er nog regelmatig. Huis en landgoed liggen op een betrekkelijk hoge zandrug in het Dommeldal. Tijdens de overstroming van begin 1995, toen ook de A2 langs het landgoed onder water stond, bleef het huis op het nippertje droog. Van Velthoven (1949): "De toegangsweg lag nog net niet onder water, het landgoed en het grootste deel van het park wel. Om mijn huis te bereiken moest ik door een politiebarricade op de Oude Gestelseweg heen, maar dat kostte me de grootste moeite. Ik zei: ik woon hier, ik moet erdoor. Zij: dat kan niet, het staat onder water, hier wonen helemaal geen mensen. M'n visitekaartje met m'n adres hielp ook al niet. Uiteindelijk lieten ze me in een ruzie-achtige sfeer door. Zoek het dan ook zelf maar uit, zeiden ze. Zo kon ik naar huis." BibliotheekJan van Velthoven heeft de indertijd volledig vervallen villa weer helemaal opgeknapt, nadat zij na het vertrek van de De Gruijters in 1972 nog verhuurd is geweest als meubelshowroom, als bordeel en casino heeft gefunctioneerd en door studenten als anti-kraakwacht uitgewoond was. "Het regende en woei door kapotte ramen en deuren naar binnen. Maar de bouwkundige constructie was uiterst solide." Aan de structuur van het in 1948 en 1962 door Lo de Gruijter grondig verbouwde huis, dat een kleine 2000 kuub groot is en 76 binnen- en buitendeuren telt, heeft de huidige bewoner niets veranderd. Hij heeft zelfs geprobeerd zoveel mogelijk van de inrichting te handhaven. Een eigentijdse verrijking is de door Van Velthoven zelf ontworpen en door meubelatelier Marinus Pooters in beukenhout uitgevoerde bibliotheek.Over de hele lengte van de buitengevels beneden zijn nog steeds de brede groengrijze vensterbanken van fer-de-mer-marmer, waaronder de verwarmingsradiatoren in kasten zijn weggewerkt. Het eiken parket op de begane grond is gerestaureerd en waar nodig aangevuld met, 'oud' gemaakt, nieuw parket. In de centrale hal en trappenhuis is een imposante eikenhouten trap. Opvallend zijn de in 1952 in opdracht van de toenmalige eigenaar Lo de Gruijter aangebrachte gebrandschilderde ramen met voorstellingen van de vogels en dieren die op het landgoed leven. "Drie ramen. De drieslag heb ik ook terug laten komen in de ramen van de kamers boven die ik heb laten vervangen. Overal drie raamvlakken naast elkaar. Dan kijk je altijd ongehinderd door het midden van het kozijn in de zichtlijnen van het park buiten." TegelwerkHet huis was bij de bouw in 1929 berekend op een flink aantal bewoners. Het telde een vijftal toiletten, en een paar badkamers. Opmerkelijk is dat elke toiletruimte niet alleen een pot maar ook een pissoir bevat. De familie De Gruijter heeft bovendien heel consequent in de 'natte' ruimten het gebruik van vierkante lichtgele wandtegels doorgevoerd: in toiletten, wasruimten, badkamers, keukens en keldervertrekken. "Ik noem die maar supermarkt-tegels. Ruwweg geschat is het wel zo'n vierhonderd vierkante meter. Ik denk dat ze die tegels vroeger ook in hun winkels hadden." Jan van Velthoven heeft ze allemaal met liefde laten zitten. Hij vindt het leuk de oorspronkelijke eenheid te bewaren. Er komt geen geheel nieuwe badkamer of keuken. "Je zou daar marmer in kunnen verwerken, ze chique maken. Maar wordt het daar leuker van? Dat is de vraag."De rijksweg A2 is in de jaren zestig van de vorige eeuw aangelegd dwars door het landgoed, waar oorspronkelijk ook de Pettelaarse Schans toe behoorde. "Maar het gekke is: hoe mooier het weer, des te stiller het wordt. Je hoort dan het verkeer en de stad als achter grondgeruis, een slaperige zee op het droge. Het aantrekkelijke van dit huis vind ik de relatie met buiten, de ruimtelijkheid. Je kijkt op het park uit, hangt erin rond, bent erin bezig. In het landgoed is een dassenburcht, er zitten reeën, eekhoorns en konijnen en vossen. Je bent hier in het overgangsgebied naar de natuur." Het landgoed is nu beschermd natuurgebied, en wordt vooral in het weekeinde druk bezocht door wandelaars. Net als vroeger. Van Velthoven vond bij de huisstukken nog een heel pakket 'bewijzen van toegang' die de familie De Gruijter tegen betaling aan gezinnen verstrekte. | 211 |
2003 |
Wim HagemansLandgoed De Pettelaar - Pettelaar 1Bossche Pracht 9 (2003) 280-211 |